Ongeveer 850.000 mensen in Nederland hebben osteoporose en dit aantal neemt nog steeds toe. Een groot deel van deze mensen is echter nog niet formeel bekend met de diagnose. Er is sprake van forse onderdiagnostiek bij zowel personen ouder dan 50 jaar met een recente fractuur, als bij personen met risicofactoren voor fracturen.
Door Eimert de Feijter, huisarts en stafarts Diagnostiek voor U en dr. Luc Maartens, huisarts, lid werkgroep Richtlijn Fractuurpreventie en adviseur Diagnostiek voor U
Onlangs is een nieuwe multidisciplinaire Richtlijn Osteoporose en Fractuurpreventie opgesteld. Deze wordt in 2023 aangevuld met de daarop aansluitende herziene NHG standaard Fractuurpreventie. De nieuwe richtlijn bevat een aantal aanbevelingen om onderdiagnostiek bij osteoporose te voorkomen.
Diagnostiek voor U ondersteunt de huisarts
In de nieuwe richtlijn is een belangrijke rol weggelegd voor multidisciplinaire fractuurpreventieteams in de ziekenhuizen. Maar deze teams zijn zeker nog niet overal aanwezig en geïmplementeerd. Daarom blijft ook de huisarts een belangrijke schakel bij dit toenemend maatschappelijk probleem. Diagnostiek voor U kan de huisarts ondersteunen met snelle DEXA (Dual Energy X-ray Absorptiometry) en VFA (Vertebral Fracture Assessment) onderzoeken en met praktische adviezen voor behandeling van de patiënt.
Belangrijkste aanbevelingen
De zes belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijn zetten we hieronder op een rij:
1. Identificeer personen bij wie aanvullend onderzoek naar fractuurrisico is geïndiceerd. Dit zijn:
- 50-plussers met recente breuk die niet in de tweede lijn zijn geanalyseerd
- Patiënten die corticosteroïden gebruiken
- 60-plussers met andere risicofactoren die kunnen leiden tot een verlaagde botdichtheid en daarmee een verhoogde fractuurkans.
U kunt zelf in uw HIS een zoekopdracht (query via Q-module) starten gebruikmakend van ICPC-codes (b.v. fracturen L72.00 t/m L76.08). Voor medicatie gebruikt u ATC-codes (b.v. H02 voor systemische corticosteroïden). Vraag uw praktijkmanager, POH of assistente, of informeer bij de Helpdesk van uw HIS en/of uw apotheker(s) van uw FTO-groep.
2. Benader patiënten actief, die na een fractuur geen aanvullend onderzoek gehad hebben, ondanks een uitnodiging daarvoor.
Informeer en motiveer de patiënt dit alsnog te laten doen met DEXA-VFA.
3. Vraag bij elke patiënt die in aanmerking komt voor DEXA altijd gelijktijdig beeldvorming van de wervelkolom aan, door middel van VFA.
Redenen hiervoor: wervelfracturen > 50 jaar komen frequent voor, vaak zonder trauma en klachten. Het is een onafhankelijke voorspeller voor toekomstige fracturen en kan verschil maken in behandelkeuze. Een controleonderzoek geeft informatie over nieuwe (incidente) fracturen tijdens behandeling. Het bestaan van een wervelfractuur > 50 jaar is een directe indicatie voor een behandeladvies aan de patiënt.
Graad 0 = normaal, graad 1 = mild (20-25%), graad 2 = matig (25-40%), graad 3 = ernstig (40%)
4. Bij (vervolg)behandeling in de eerste lijn moet minimaal jaarlijks het belang van therapietrouw samen met de patiënt besproken worden.
5. Verricht de standaard evaluatie na voltooiing van de standaard behandelduur, in ieder geval bestaand uit DEXA-VFA.
Dat wil zeggen: na 5 jaar bij orale bisfosfonaten en korter bij de andere medicatie (3, 2 of 1 jaar). Dit ter beoordeling van (verandering in) BMD en eventueel nieuwe wervelfracturen.
6. Bepaal het serum calcium, albumine, nierfunctie, TSH en Vit D bij:
Patiënten > 50 jaar met recente fractuur en T score < -1.0; of zonder recente fractuur maar met een indicatie voor medicatie. Doel is opsporing van onderliggende aandoeningen.
DEXA-VFA en labonderzoek bij Diagnostiek voor U
Een DEXA-VFA onderzoek wordt bij Diagnostiek voor U uitgevoerd en kan eenvoudig via ZorgDomein bij ons aangevraagd worden. Dit geldt ook voor labonderzoek (aanbeveling 6).